Begin niet meer aan een muziekinstrument als je boven de 40 bent. Tenminste, doe het niet als je je hele leven lang andere instrumenten hebt gespeeld, of gezongen hebt.
Niet dat het niet leuk is! Integendeel. Maar jij, met je jaren en jaren aan ervaring, hebt inmiddels Meningen over muziek. Meningen die in de weg gaan zitten. Jawel hoor, jíj kent je achtsten en je kwartnoten! Je weet hoe je een crescendo maakt. Of muzikale spanning creëert. Barokke of romantische muziek kent geen geheimen meer voor je. (Hmm. Eerlijk gezegd: weinig geheimen. … Ok, ok, nog steeds heel veel, maar niet zo veel meer. Nou goed!?). Goh, in je hoofd klink je al als de nieuwe Janine Jansen, of, om bij mijn eigen ‘nieuwe’ instrument te blijven, de volgende Teppo Hauta-Aho.
Maar. Eén piepklein, volslagen oninteressant detail houdt het uitkomen van al deze dromen tegen – wat voor droom over het spelen van wat voor fatsoenlijke melodielijn dan ook. Het is dit: je techniek.
Technisch kun je nog helemaal niks – wie zal zeggen of je wel ooit iets zult kunnen; je bent tenslotte boven de 40 en moet ik daar nog iets aan toevoegen? Dus als het kleine, locale seniorenorkest je vraagt om mee te spelen (een gegeven paard… en trouwens, het is gelukkig een heel leuk orkest), dan merk je dat je in die hele 35 jaar van muziekopleiding maar één kunst hebt leren beheersen: de kunst van het weglaten van de noten die je niet kunt spelen.
Heel veel noten.