‘Mama mag ik – doorhalen wat niet van toepassing is –
- tv-kijken
- na het eten naar het crossveldje
- een snoepje…?’
‘Nee schatje dat mag niet. Maar…’
Verkeerde antwoord. Voordat ik zelfs maar kan beginnen met het aanbieden van een alternatief voor dat wat Jongste Molenaartje niet mag, heeft het bovenstaande scenario al aanleiding gegeven tot huilen, woedend geschreeuw, of een lekker ouderwetse driftbui. Variërend van eens per week tot drie keer per dag.
Dus ik zal echt m’n strategie moeten wijzigen. Vriendinnen met wie ik erover praat, hebben waardevolle suggesties voor verandering. Nieuwe poging dus!
– ‘Ik kan je voorlezen, of je kunt zelf gaan spelen. Maar de tv blijft uit.’
of:
– ‘Na het eten blijf je thuis. Maar je mag wel in de tuin spelen.’
en hoe vind je deze:
– ‘Ik kan wel een appel voor je klaarmaken. In stukjes, met citroensap en kaneel. Of je mag zelf een boterham smeren!’
Ik blijf superkalm en zeer redelijk. Ik denk al bijna dat ik in aanmerking ga komen voor de Perfecte Moeder Medaille. Maar wat denk ik eigenlijk dat hij zal zeggen: ‘O, dat is goed hoor mam.’ Ik zou beter moeten weten; de realiteit is niet perfect. ‘Ik wil geen appel. Ik wil snoep‘, zeurt m’n Jongste Molenaartje. ‘Maar ik wil naar het crossveld. Ik wil niet in de achtertuin spelen!!!’
We zullen stap 2 moeten zetten. Ik ben nog steeds Perfecte Moeder.
‘Ik zie dat je boos bent (zorg ervoor dat je respect toont voor de gevoelens van je kind) omdat je
– thuis moet blijven;
– de tv niet mag aanzetten.
Het punt is alleen (nooit ‘maar‘ zeggen; gebruik een andere formulering) dat
– ik het druk heb. Als je ver weg op het crossveldje zit, moet ik helemaal naar jou toekomen als het bedtijd is, en ik heb nu gewoon heel veel andere dingen te doen;
– je al tv hébt gekeken, en ik had met je afgesproken dat dat genoeg was.’
(leg uit waarom precies jij niet goed kunt vinden wat je kind wil).
Jongejonge, hier moet ik over nadenken zeg. Ik mag dan perfect zijn, vanzelf gaat het niet bepaald. En we zijn nog niet uit de moeilijkheden. We blijken toch op dat punt geraakt van boos geschreeuw en/of mama-slaan. Bovendien – ‘Nou, ik zet de televisie lekker tóch aan!’, de daad bij het woord voegend.
Nu komt het echt moeilijke gedeelte. Ik moet
1. hem zeggen dat hij niet mag slaan;
2. de tv uitzetten (hij houdt zijn hand krampachtig tegen de knop aan, terwijl hij met zijn andere hand de afstandsbediening vastklemt);
3. kalm blijven.
Dus zo ben ik uiterst beheerst de afstandsbediening uit zijn hand aan het wringen, en tegelijkertijd heel rustig zijn andere hand van de knop weg aan het duwen. Gelúkkig is mijn kind volmaakt tevreden met deze gang van zaken, en probeert hij totaal niet de controle over een van de twee terug te krijgen – in je dromen. Hij slaagt erin me te schoppen.
Juist. Het is gedaan met mijn geduld. Ik ben NIET de Perfecte Moeder. Ik schreeuw tegen hem, hij schreeuwt terug, en het duurt een poosje voor de rust is wedergekeerd in het paradijs.
…Ah, maar we doen het niet altíjd zo slecht.
‘Mag ik dan nog wel fietsen op de parkeerplaats achter het huis?’
‘Dat is goed, maar laten we dan afspreken hoeveel rondjes je fietst. Jij zegt hoeveel rondjes jij had gedacht, en ik zeg hoeveel rondjes ik had gedacht, en dan kijken we of het klopt. Goed?’
‘OK. Achttien.’
‘Mmm, ik dacht meer aan bijvoorbeeld drie.’
‘Da’s veel te weinig.’
‘Ja maar achttien vind ik veel te veel.’
‘Elf dan.’
‘Minder dan 10.’
…Enfin, de rest kun je wel raden. En wij allebei blij.