We komen uit school en wandelen naar huis. ’t Is koud. De sneeuw die vanochtend gevallen is, is veranderd in bruin-grijze prut.
Een peuter met regenlaarzen aan staat hard te huilen. Haar moeder moedigt haar aan om door te lopen – ze moet nog op haar oudere dochter en een vriendinnetje van die dochter letten, en ik stel me zo voor dat iedereen honger heeft.
De peuter is niet in beweging te krijgen. De moeder loopt door. Nog harder huilend komt de peuter achter haar moeder aan gerend, maar zodra ze deze bereikt heeft staat ze opnieuw stil. Vriendinnetje kijkt vriendelijk verwonderd naar de scène. ‘Waarom huilt ze?’ vraagt ze de moeder. ‘Och’, zucht de moeder, ‘ze heeft de bokkepruik op.’
Vriendinnetje is even stil. Dan informeert ze: ‘Heb jij haar haar geverfd dan, vanmorgen?’