Marco Kunst deed wat nog bijna niemand anders deed: hij betoverde mij met een sci-fi. Daar houd ik he-le-maal niet van, maar bij Gewist kon ik niet stoppen met lezen. Is De Waterwaack van Natterlande ook zo’n boek?
De wereld in De Waterwaack van Natterlande lijkt wel een klein beetje op Nederland, met moeras, dijken, de Wieswos (we waren toevallig net in de Biesbosch geweest – de overeenkomst daarmee is vast níét toevallig), en véél water. Maar dan ánder water. Water dat omhoog stroomt, bijvoorbeeld.
Waterwaack
Hoofdpersonen zijn Toffee en Gum, en helaas – minpuntje – komen we niet te weten waarom ze zo genoemd zijn. Op de dag dat de kip aanbrandt en de sprinklers aan schieten, op die dag begint het allemaal. Een watersnoodtaris verschijnt ten tonele, of beter een brief van het Watersnoodtariskantoor, waarin gemeld wordt dat moeder een erfenis krijgt – mits ze een jaar lang in de Waterwaack gaat wonen.
Het gezin verhuist, maar er blijken meer erfgenamelijke kapers op de kust, en de situatie is ook nog eens een stuk ingewikkelder dan moeder eerst aannam. Het huis wil bijvoorbeeld helemaal niet verbouwd worden, en de bouwplannen die vader en moeder maken voor de omliggende ‘Zomp’ en Knolderpolder blijken onuitvoerbaar. Kunst lardeert zijn verhaal met onovertroffen taalvondsten en woordspelingen, en laat de kinderen (die het verhaal om de beurt vertellen) flink uitweiden over allerlei onzin – zo halen ze nogal uit naar alles wat de ander vergeten is bijvoorbeeld. Heel grappig allemaal.
Opportunistisch
Tot op dit punt ben ik nog even geboeid als bij het lezen van Gewist. Maarrrrrr… de wending die de plot op dit punt maakt, vind ik wel een béétje teleurstellend. Was dat nou alles, dacht ik… – maar ik wil niet alles verklappen.
Toffee en Gum redden de situatie op het nippertje – zo hoort dat natuurlijk – maar, ook al een beetje teleurstellend, wonderlijk genoeg laat Kunst de ouders zomaar wegkomen met hun opportunistische gedraai, financiële fratsen en snode acties; en Toffee en Gum (potverdrie jongens je mag je wel wat heftiger afzetten tegen de ouders – jullie zijn twáálf!!) maken zich alleen maar héél even een béétje boos om al het getyp in het kantoortje. Om vervolgens alle luxe te genieten van de uitweg die de slinkse ouders bedachten.
Jammer
Jammer. Echt jammer. Nu, maanden nadat ik het boek voorlas, blijft die indruk vooral hangen. Een boek dat – toch wel – het (voor-)lezen waard is; alleen die taalvondsten al! Watersnoodtaris bijvoorbeeld. Of Tante Thé Water… en Teresias Nadorst (in de wandelgangen ome Trees). Sommige hebben we gehouden – we kunnen geen ’theewater’ meer zeggen zonder te grinniken. En práchtige illustraties van Marieke Nelissen.
Maar de plotwending, en dat eind…, jammer.