Stel je voor, je verft je haar. Gewoon bruin, om je grijze pijlen te verbergen. Of blond (Blonds have more fun denk je dan). Of gothic-pikzwart.
We zijn op vakantie en tellen hoeveel verschillende kleuren haar we zien. Het zijn er een heleboel. Die gewone bruine, blonde of zwarte; je ziet niet altijd wat natuurlijk is en wat geverfd, maar opwindende kleuren zijn er ook voldoende, rood, met henna of knal. Dat moet je dan wel staan, wat als je rondkijkt niet altijd het geval is, maar het kan er gelukkig ook heel mooi uitzien.
Flatterend groen
Maar groen! Groen is zo… nou ja, GROEN hè! De kleur is op zich nog niet zo erg. Gras is groen. Blaadjes zijn groen. Een groene muur in huis – heel rustgevend (hoewel ik mensen ken die gruwelen van nep-groen in huis; groen hoort in de tuin vinden zij. Nooit zo mooi geschilderd als echt). Groene kleren kunnen flatteren.
Maar groen háár! De dood voor je complexie. Je gezicht ziet er niet uit, oogt bleek, misselijk, doodziek in feite! Tenzij je de hoofdrol speelt in De zevensprong natuurlijk, dan hoort het erbij (‘Groenhaar zal de draak verslaan’). En ik bedoel natuurlijk niet de blonderingen die verkeerd zijn afgelopen. Dan ga je helemaal niet meer over straat, behalve met een capuchon of muts of sjaal op je hoofd naar de drogist om héél snel een andere kleur haarverf te kopen en de mislukking te bedekken.
Knap
Is het een statement misschien? ‘Ik kan m’n haar groen verven, ’t maakt mij namelijk niet uit hoe ik eruit zie!’ Of misschien zelfs: ‘Ik ben zó knap dat ik me groen haar kan veroorloven.’
’t Groeit er wel uit natuurlijk. Ach, dat zou natuurlijk ook de gedachte achter groen haar kunnen zijn: één met de natuur. Groen Groeit!