‘Jij bent niet góéd in zoeken!’ roept ´t Jongste Molenaartje verwijtend. Ik heb net tegen hem gezegd dat ik géén zonnebrillen kan vinden als kinderen die afzetten en dan vergeten op te ruimen.
En overigens is het niet wáár dat ik niet kan zoeken. In feite ben ik zelf zo vaak sleutels, papieren, handtassen – wat niet al kwijt, dat ik buitengewóón goed ben geworden in zoeken. ‘Welles!’ zeg ik dus. ‘Nietes!’ Hij weet het zeker.
Ik denk aan een lange lijst van dingen die in ons chaotische huishouden kwijt raakten en die ik na urenlange, soms wekenlange minutieuze naspeuringen terugvond. Soms, toegegeven, bij toeval, maar veel vaker door het nagaan van mijn eigen gangen, of die van man- of kinderenlief, tientallen keren tot in het kleinste detail.
‘Jawel hoor!’ antwoord ik daarom met veel overtuiging. Vooral heel erg veel knuffels passeren in mijn gedachten de revue. Dat piepkleine beertje van de Oudste Molenaarszoon bijvoorbeeld. Telkens als Oudste Zoon iets anders gaat doen terwijl hij dat beertje in handen heeft, laat hij het met een nonchalant gebaar uit zijn handen… vlíegen – er is geen ander woord voor, en dat arme kleine ding landt op de meest onwaarschijnlijke plaatsen, waar ik het dan vind. Jawel. Eens kwam het terecht onder de poot van de schommelstoel, waar het weken heeft gelegen omdat we noch geschommeld hebben in die tijd, noch gedweild. Wat dat dan verder zegt over huishoudelijke kwaliteiten laten we maar in het midden. Maar ik zocht. En vond.
En Jongste Zoons eigen Liefste is weliswaar zo groot als een kleine baby, maar ook die is minstens één keer per week ernstig kwijt. Tot ík hem vind.
Maar de kleine eigenwijze laat zich zomaar niet uit het veld slaan.’Nee niet!’ zegt hij koppig. ‘Jij kunt er niks van. Ik kan véél beter zoeken.’ Tevreden met het laatste woord draait hij zich om en loopt hij naar buiten. Zonder zonnebril.
En ik bedenk dat hij misschien wel gelijk heeft ook. Alleen zoeken we iets anders. Ik zoek dingen. Hij zoekt de uitdaging.