Aangezien het al meer dan vijf jaar geleden is sinds we terugverhuisden naar Nederland, is het nogal genant om toe te geven dat er niet-uitgepakte dozen op zolder staan – en niet een páár, maar tientallen. Toen we weer in ons huis trokken leek al onze opslagruimte in beslag genomen door de inhoud van die weinige dozen waarvan we wél de bodem in zicht kregen: meestal spullen die de kinderen toebehoorden – en het waren natuurlijk ook drie kinderen in plaats van de twee waarmee we vertrokken.
Het zijn hún boeken, hún knutselspullen, hún speelgoed en spelletjes waarmee sindsdien de kasten vol staan, om het nog niet te hebben over hun grotere bedden én beddegoed, jassen en fietsen – het lijkt wel of ze groeien mét onze spruiten – die meer ruimte in beslag nemen.
We smeedden plannen-van-aanpak, die steeds minder ambitieus werden met het verstrijken der jaren. We waren ongetwijfeld de bron van vermaak van al onze vrienden, vanwege het aankondigen van projecten die we niet opvolgden: eerst bekend makend dat we een groter huis zouden zoeken (maar de grotere huizen waren wel twee keer zo duur als het onze, dat toch ook niet heel klein is), daarna annoncerend dat we het bestaande huis zouden renoveren (maar hoewel er heel bruikbare ideeën in de steigers waren gezet door mensen die het ook écht goed konden, moest de Vrouw-des-Huizes zonodig die steigers neerhalen vanwege, zeg maar, pre-novatiepaniek – nooit zo goed geweest in door zure appels heenbijten).
Een tijdlang ziet het er zelfs naar uit dat we niet eens zouden slagen in onze derde opzet: nieuwe kasten bouwen. Maar ik realiseer me dat het niet alleen nodig was om de rommel in huis aan te pakken; de rommel in m’n hoofd verdient ook aandacht, en om een of andere reden lijken die twee dingen met elkaar verbonden. Dus ik zoek uiteindelijk toch maar eens een timmerman die dit klusje aan wil pakken. En ik vind hem, in de persoon van een buurman die toevallig tijd heeft. En timmerman is.
Beetje bij beetje zaagt deze prof, geholpen door mijn eigen Meneer de Molenaar de planken en de staanders, waarna hij ze in een mooie constructie vertimmert. Beetje bij beetje ontstaat er een hele kastenmuur, die beetje bij beetje kleur krijgt, en beetje bij beetje verandert zo de zolder in een leuk kamertje. Voordat we zelfs maar bij benadering klaar zijn, adviseert Meneer de Molenaar me om vast eens wat dozen uit te pakken, om alvast gevoel te krijgen voor ons Nieuwe Leven in een Opgeruimd Huis.
En dat werkt. Het is geweldig om dozen weg te werken, daarmee kubieke meters van leegte creërend. Ondertussen vind ik tal van verloren schatten terug, en vul ik de planken – deze keer met mijn spullen, mijn boeken – je kunt gerust zeggen met niets minder dan een stuk van mijn leven.
Niet te stoppen ben ik nu. Ik ga door en zet een heleboel overbodig geworden dingen klaar voor de kringloop, waarna ik spullen herschik in andere kasten om de situatie in die kasten terug te brengen tot ‘code groen’ – want we leefden al behoorlijk lang in een soort van vliegtuigmodus: Laat boeken en andere objecten liggen in de kast, om het risico uit te sluiten dat ze eruit vallen, wat niemand zich aantrok natuurlijk, met voor de hand liggend letsel tot gevolg.
Wie ons kent zal niet verwachten dat al het werk nu gedaan is – en dat is maar goed ook, want dat is niet zo. Maar ik heb vast een schommelstoel met wat dekens erin in een hoekje gezet, want ik ben van plan te gaan genieten van wat er al wél klaar is!