Zo. De eerste vijf schoolweken zitten erop. Wat een enerverende periode altijd. Weer wennen aan vroeg opstaan (blèèh), trommels met snacks vullen, kinderen opporren om uit bed te komen, aan te kleden, de verplichte tien minuten piano te spelen, boterham te smeren (‘Eet je ‘m nu ook nog óp dan?’), tanden te poetsen, schoenen aan (‘Vergeet je tas niet!’) (‘Had jij geen huiswerk vandaag?’), jas mee (‘O nee, vééls te warm hoor mam’, ‘Jongen, de herfst is inmiddels ingevallen’) en wegwezen.
Daar zitten ze dan in hun nieuwe klas, ettelijke centimeters gegroeid ten opzichte van het vorige jaar. Ietsje stoerder, ietsje meer wereldwijs. Voor twee van de drie kinderen veranderde er verder niet echt veel. Maar Jongste Molenaartje maakte een grotere stap: naar Groep 3.
Ach, ach. Heb ik mijn arme kleine dondertje die eerste maand voortdurend op zijn huid gezeten vanwege méér dan onaangepast gedrag, nu pas bedenk ik – mezelf verwijtend – dat het verdorie ook niet niks is, groep 3. Niet meer fijn spelen, veel minder vaak lekker buiten rennen, nieuwe juffen, nieuwe kinderen, en bovenal het moordende tempo waarin de school de grondbeginselen van lezen, schrijven en rekenen in de kleine hoofdjes probeert te proppen.
Begin zelf eens aan een nieuwe baan, waarin je elke dag het grootste deel van je tijd besteedt aan het doorgronden van jou totaal onbekende technieken en nog maar half-gekende procedures. En je moet ook nog een kleine zes uur per dag op je krent blijven zitten.
Ondertussen gaat hij tóch nog graag naar school, geniet hij van het leren, heeft-ie zijn eerste toets al achter de rug, en is het stof van de onwennigheid weer neergedaald. Al met al is het eigenlijk niet eens tegengevallen. En de rust in huis is als vanzelf wedergekeerd. Tot ze over een paar weken, moegeleerd, aan vakantie toe zijn.