Wat wordt er veel muziek gemaakt in huis de laatste dagen. Heerlijk. Tinkelende pianoklanken, gonzende cello, grommende bas.
Of… is het echt zo leuk? Hier smijt iemand de klep over de toetsen heen, daar barst iemand in huilen uit, dan gooit iemand geërgerd z’n strijkstok aan de kant of komt een ander stampvoetend naar beneden. Het is namelijk tentamentijd. En hoewel wij allemaal weten dat het een heel informele kwestie is, een momentopname bedoeld om te kijken waar je staat, krijgen wij de séénuuwe.
Ik zou zelf vooral beter moeten weten. Vroeger, ja, vroeger, toen moest het altijd voor het best. Niet alleen maar gewoon lekker spelen, nee, conservatorium! En dat gáf me een stress. Gekreukelde bladmuziek van het gooien, zere handen van het machteloze gefrustreerde bonzen op tafel of muur. Plankenkoorts, man, zo erg dat ik niet meer kon spelen.
Dus nu wil ik het anders. Nu wil ik gewoon gaan voor de fun.
Maar. Meester heeft een ander ambitieniveau. Hij probeert er zoveel mogelijk uit te halen. Voortdurend speel ik stukken die me heel veel tijd kosten. Met werk, drie kinderen met hun eigen agenda, de was, het eten, en hobby’s als films kijken, lezen, stukjes schrijven, komt het er echt niet altijd van om flink te studeren. En dus speel ik – mmm, laten we zeggen: niet zo goed op dat tentamen. Oh, de cijfers vielen me nog mee. Alleen voor ‘Inzet’ kreeg ik een W. De ‘W’ van ‘Wisselend’. Je kunt wel raden wat het commentaar van Meester daarbij was.
En de kleine huisgenootjes? Nou, het ene deed het heel goed. En het andere best goed. Dat laatste kind heeft de laatste week super hard gewerkt. Ik denk vaak zat dat ik hem daarvóór al meer had moeten aanmoedigen. Of niet? Want ik heb liever dat hij weinig speelt met veel plezier (en wat mindere resultaten) dan veel onder – lichte – dwang. Of niet? Zonde toch als die toon niet zo mooi is, die noten niet zuiver? (Daarbij komt dat ik niet zo’n goede coach ben, laat ik daar maar eerlijk over zijn; om een of andere reden eindigen de sessies waarmee ik me bemoei nogal eens in tranen en woede).
Het probleem, ook voor dat kleine huisgenootje, is natuurlijk dat het allemaal pas leuk begint te worden als je samenspeelt. En op dat moment merk je ook pas wat je kunt, en hoe prettig het zou zijn als je méér kunt met die andere samen.
Dus die frustratiemomenten zijn er, en die horen erbij.
Maar gelukkig is tentamentijd nu weer voorbij. Kunnen we weer zorgeloos oefenen zonder bijgeluiden.