Jongste Zoon: “Mam, wat kan ik doen?”
Hij is alleen thuis, en z’n moe is druk bezig. “Nou, ga iets te doen zoeken in de kast.”
“Nah.”
“Of buitenspelen!” Het weer is helemaal niet slecht.
“Maar ik wil met iemand samen spelen”, zegt-ie. Tja. Dat zie ik wel. Maar er is niemand beschikbaar.
“Je zou olifantjes kunnen gaan redden.” Dat is een spel dat hij ooit eens zelf bedacht heeft toen hij zich verveelde. Hij kan uren buiten bezig zijn met het in veiligheid brengen van babyolifantjes. Maar nee.
“Ik red geen olifantjes op vrijdag.”
“Waarom niet dan?” vraag ik.
“Mijn assistent redt olifantjes op vrijdag.”
“Je assistent zou vandaag wel ziek kunnen zijn!” OK, Ik geeft toe, het is uit zelfzuchtige overwegingen, maar ik wil hem echt graag helpen om iets te doen.
“Nee die is niet ziek.”
“Hoe weet je dat zo zeker?”
Met een klein lachje zegt-ie: “Nou, die assistent is alleen in mijn gedachten.” Natuurlijk.
“Als-ie toch alleen in je gedachten is, dan kun je ‘m net zo goed gaan helpen met olifantjes redden, niet?” Ik ben wel slim, niet dan?
Maar hij is slimmer:
“Nee. Want olifantjes redden doe ik ook alleen in mijn gedachten!”