Jaren geleden. Dochterlief probeert de technieken van de rekstok onder de knie te krijgen. Jammergenoeg vooralsnog tevergeefs. Gefrustreerd stampt ze met haar voeten, en roept ze met de tranen in haar ogen, dat ze er niks van kan en dat ze het nooit zal leren!
‘Maar meisje’, probeer ik haar te troosten: ‘Je leert het heus wel als je blijft oefenen! En trouwens, je doet toch je best!?’
‘Niet’, zegt ze boos. ‘Ik dóé niet mijn best! Als ik mijn best deed, dan kon ik het nou!’
Tegen zoveel logica heb ik niks in te brengen. Ik kan haar natuurlijk vertellen dat ‘je best doen’ niet per se wil zeggen dat het je altijd lukt. Niet dat ik dat niet zou willen trouwens…
Of ik kan haar zeggen dat ‘je best doen’ in sommige gevallen helemaal tegen je werkt. Oefenen: ja. Je best doen: nee. Je zult de flow verliezen die maakt dat je je kunt concentreren. En hoe hardnekkiger je het probeert, hoe moeilijker het wordt om je doel te bereiken. Ik herinner me maar al te goed hoe ik met meneer S een berg probeerde te bedwingen toen we op fietsvakantie waren. (Nou ja, ik probeerde de berg te bedwingen, meneer S had daar niet zo’n moeite mee). En ik van de fiets afstapte, stampend met mijn voet, jankend dat ik er niks van kon en het me nooit…
Zie je?
Maar goed, ik stuurde ergens anders op aan. Want Dochterlief heeft een nieuwe uitdaging gevonden. Twee eigenlijk. De ene is pianospelen. De andere is typen. Grappig dat die twee best wel wat raakvlakken hebben. Je moet geduldig oefenen, geconcentreerd, in een bepaalde regelmaat, terwijl je links en rechts moet coördineren. Een verschil is dan misschien dat het doel van pianospelen niet het technisch perfecte spel is, maar weten hoe je dóór moet, en hoe je de muzikale lijn vasthoudt. (Interessant wat mijzelf betreft is het dan, dat ik heel snel kan typen, maar nooit – op het typexamen na dat ik moest afleggen bij m’n receptioniste-opleiding; als ik dat namelijk niet foutloos had gedaan, was ik gezakt – zonder vergissingen. En ik ben een heel slechte pianist, omdat ik dat niet kán met die twee handen die iets verschillends moeten doen. Dóórgaan heb ik wel geleerd zo, dat wel).
Maar we zijn nog niet zover dat het om ‘doorgaan’ gaat. Eerst moet Dochter de basis leren. En ik zal je zeggen, ik waan ons terug in de tijd van de rekstok. Ze mist één spatie, één letter, ziet haar punten teruglopen, probeert haar fout te corrigeren – maar snapt nog niet dat dát niet de bedoeling is van leren typen; het gaat om routine en regelmaat aanwennen – en het hele gedoe begint weer, van huilen tot op de tafel bonzen (niet op de laptop gelukkig, en op een of andere manier druppelen de tranen ook niet op het toetsenbord; jammer genoeg speel ik het zelf klaar om m’n apparaat te ruïneren door over het snoer te struikelen).
Ik hoef vast niet te zeggen hoe ik zelf viool speelde. Ik zie de putten in mijn muziekboeken waar ik de bladzijden sloeg met de strijkstok. En het haarfijne scheurtje in die strijkstok.
Dus het is niet zó gemakkelijk. Zie je?