Ik heb oorpijn. Best erge. Bovendien ben ik doof aan dat ene oor. Dus ik vraag me af: zal ik naar de huisarts gaan of niet?
Eigenlijk ga ik nooit. Nou ja, in de eerste plaats is het al een heel gedoe – zelfs via de telefoon – om de doktersassistent te omzeilen. Deze weet ontzettend veel, dat geef ik toe, maar toch. Als ik haar dan toch kan verleiden tot het maken van een afspraak met de Dokter Zelf, dan sta ik in de regel binnen vijf minuten weer buiten, met slechts één ding in handen: het advies om gewoon af te wachten. Wat ik ook heb, het gaat vanzelf over.
En dat is ook zo. Dus als ik ga, krijg ik er meestal spijt van. (Behalve met de kinderen – ik ga met hen ook nooit naar de dokter, behalve als [ik denk dat] ze doodziek zijn; het ziet er meestal nogal ernstig uit dus. En ook al is het advies dan hetzelfde, ik neem met hen geen risico’s).
En eerlijk gezegd zou ik ook niet heel blij zijn met dozen vol medicijnen – ik geloof dat ik het liefst heb dat Hij of Zij gewoon luistert, zich wat zorgen maakt, me een beetje in de watten legt, me vraagt of ik wel genoeg slaap, en me zegt dat ik het rustig aan moet doen, of ik niet eens een massage zou nemen, en dat ik beter yoga kan doen in plaats van de was.
Maar ja. Dat dove, daar maak ik me wat zorgen om. Dus ik bel – en jawel! Ik mag komen! Er is een coassistent die stage loopt, en ik zit in zijn spreekuur.
“Jemig”, denk ik een uurtje later bewonderend. “De vragen die die man stelt!” Ben ik verkouden. Heb ik een verstopte neus. Een loopneus. Doe ik aan zwemmen. Wanneer begon het. Is het even erg de hele tijd. Gewetensvol typt hij al mijn antwoorden in zijn computer, en als ik op zijn horloge gluur zie ik dat ik al minstens 9 minuten binnen ben!
We zitten zeker aan 10 als hij zegt: “Dan zullen we eens kijken.” Ik word een zijkamertje in geleid. Als ik ga zitten, pakt hij een enorme stemvork – echt! Ik bijt m’n tong af om niet te vragen welke toonhoogte die heeft – en hij slaat het ding aan, waarna hij het naast m’n hoofd en bovenop m’n hoofd houdt. Ondertussen doorvragend: wat ik hoor en waar ik het hoor.
Eindelijk, ein-de-lijk pakt hij dan ook dat lampje om in die oren te kijken. “Hm hm”, mompelt hij.
Terug naar de computer. Nog meer vragen. Een telefoontje naar de Huisarts (die ´mijn´ coassistent nog begeleidt natuurlijk). En ja, ik kan zien dat hij een besluit genomen heeft. Hij goochelt met allerlei moeilijke termen (Latijn denk ik zo, wat ik niet begrijp), waarvan ik wel zie dat ze belangrijk zijn: serieuze zaak hoor…
En dan de magische woorden: wat gaan we eraan doen?
“Gewoon afwachten. Het gaat vanzelf over.“