Hij hangt al rond in de buurt, hopt aarzelend op en neer in de paardekastanje, op het dak van het schuurtje. En dan ineens duikt-ie op de pinda’s. Ondersteboven hangt hij aan de ketting, terwijl-ie zijn… – best doet… – om er ééntje… – te pakken… – ah. Jammer. Mislukt! Hij zit op het pad onder de hazelaar, kijkt, schat zijn kansen in en: daar waagt-ie weer een nieuwe poging. Deze keer met succes.
Bovendien, zien we eigenlijk ooit nog wel eens een roodborstje? Of pimpelmezen, koolmezen? En ja, ik weet wel dat mussen haast aan het uitsterven zijn, maar vroeger hadden we hele zwermen mussen in de tuin. Nou niet meer dan drie tegelijk. De enige die onverstoorbaar blijven, zijn de merels, nooit te lui om naar wormen te graven of hun zorgeloze lied te zingen.