Het gebeurt maar al te vaak dat onze gezinsleden dingen kwijtraken. Sleutels hoewel meestal de mijne. Rekeningen (dat is niet zo erg, totdat – nou ja, daar zullen we maar niet over uitweiden). Sokken (van elk paar één natuurlijk). Schoenen (toegegeven, dat is maar één keer gebeurd, maar wel net een paar relatief nieuwe bergschoenen).
Of portemonnees (het mag een wonder heten dat ik nog nooit gestraft ben voor het verliezen van portemonees door ook al m’n geld kwijt te raken; alle beurzen werden inclusief complete inhoud weer gevonden en teruggebracht). Boeken, meestal biebboeken die ook al te laat waren. Wanten. Pennen en potloden, gummen, lineaals. Paraplu’s. Mobiele telefoons (wat als voordeel heeft dat je ze kunt bellen; ze geven antwoord. ALS je ‘m tenminste áán had staan. EN de batterij niet net leeg is).
Natuurlijk raken we ook heel wat knuffels kwijt. Niet ´wij´ als in ´wij allemaal´. Meestal, en met een regelmaat waar een klok jaloers op zou zijn, is de Oudste Molenaarszoon het slachtoffer van knuffelverlies. Hij is de trotse ´vader´ van een ienie-mienie-pienie klein beertje, ongeveer van de afmeting van zijn eigen handje toen hij drie was, en hij heeft de gewoonte om Beertje nonchalant weg te gooien als hij iets gaat doen waar de aanwezigheid van zijn Liefste ongewenst is.
Je wilt niet wéten waar we het ding al ooit gevonden hebben: onder de poten van een schommelstoel, liggend op de schroef achter de trapleuning, op het pad naar de camping – Beertje is de kleur beige/grijs die dergelijke grindpaden gewoonlijk ook hebben, achter de speelgoedkast (toen vreesden we écht dat we ‘m nooit meer zouden vinden omdat hij toen zo verschrikkelijk lang zoek was), en op tal van minder avontuurlijke plaatsen.
Maar de Oudste Molenaarszoon verliest tenminste alleen maar (z’n eigen) Knuffel. Ik raak al mijn spullen kwijt, en nog heel wat dingen van anderen ook. Dit vond zijn hoogtepunt in het verlies van onze autopapieren. Ik wist gewoon zéker dat ze in m’n rugzak moesten zijn. Maar ik vond ze niet. Uiteindelijk, na alles afgezocht te hebben gedurende een volle week, bestelde ik nieuwe.
‘Veel mensen vinden kort nadat ze een vervangend kentekenbewijs hebben aangevraagd hun vermiste kentekenbewijs terug. Heeft u een vervangend kentekenbewijs aangevraagd en uw oude kentekenbewijs teruggevonden? U kunt de aanvraag niet stoppen en u kunt geen geld terugkrijgen. ´
Mijnheer de Molenaar vond ze inderdaad, en niet alleen binnen enkele dagen, het waren praktisch minuten nadat ik het geld had overgemaakt… niet in de rugzak natuurlijk… Wel.
“De dingen die we kwijtraken, komen uiteindelijk op een of andere manier terug bij ons, al is het dan niet op de manier die we verwachten”, zegt Loena Leeflang. Mijn gedachten daarover zijn anders: “De dingen die we kwijtraken, verstoppen zich gewoon op een of andere manier voor ons, altijd op een plaats die we niet verwachten.” Ze willen gewoon niet teruggevonden worden. En wij kunnen hun spelletje never nooit winnen!
Maar goed, nu ben ik iets heel onverwachts kwijt. Een verse kop koffie. Ik weet dat-ie bestaat, omdat ik ervan gedronken heb, en hier voor me de koffiedrab zie. Want anders zou ik me gaan afvragen of ik ooit wel koffie had gehad. Hoe kan een kop koffie verdwijnen!? Hij staat niet op de vensterbank. Niet op de vloer, niet op de planken. Hij kan boven bij de wasmachine staan, in het aanrecht, op de keukentafel. Krukjes, bureaus, de piano, stoelen, boekenkasten… Geen koffie.
Uiteindelijk probeer ik dan maar op de geur af te gaan. Maar inmiddels ruik ik – het moet een vorm van wensdenken zijn – overál koffie.
Drie kwartier lang zoek ik, tot ik moet gaan. Geen koffie op die ene slok na.
Maar zoals ik al zei, soms willen de dingen gewoon niet gevonden worden. Want als ik weer thuis kom, is het eerste wat ik zie die vermaledijde kop koffie. Hij staart me grijnzend, koud en een beetje hooghartig aan. Ik kan hem zachtjes horen: “Sliep uit, sliep uit!”
“Dit is NIET eerlijk. Jij speelt vals. Jij jij… stom KOPJE THEE !”