Zondagochtend. Dochterlief hangt een beetje rond.
‘Ik verveel me.’
‘Nou, ga even typen dan.’ Want ze zit op typecursus.
‘Nah.’
‘Lezen? Knutselen? Pianospelen?’ Allemaal niet goed. ‘Aankleden dan misschien!?’ Nee dat helemaal niet. Ik zei het natuurlijk ook niet omdat ik dacht dat ze dat zou gaan doen. ‘Nou’, constateer ik, ‘dan verveel je je even lekker.’
Ze blijft wat rondscharrelen in de huiskamer. En dan opeens besluit ze: ‘Ik ga naar boven.’
‘OK, daag.’
‘Hier, telefoon voor je.’ Ik ga weg en hoor niks meer. Ga na een half uurtje nog eens kijken.
‘Waar belde V voor?’
‘Oh, ze wou iets weten.’
‘Gaat het goed?’
‘Ja hoor!’ Ze is al een heel eind in dat boek.
Rond half 1 laat ik Broertje naar boven roepen.
‘Nee, ze wil geen lunch,’ laat hij weten. Ik zie voor me hoe ze erbij ligt. Handen onder haar hoofd, lekker onder de dekens.
Nog een uurtje later, nog eens de telefoon. Opnieuw breng ik ‘m, met wederom V aan de lijn, naar boven. Ik hoor haar bijna slaperig antwoorden op V’s vraag.
Maar amper een halve minuut later staat ze bruisend van energie beneden.
‘Mag’k een boterham? Ik ga skeeleren met V.’
Haar boek is bijna uit.